Indaad

Terug naar overzicht

Revolutie in de zorg: bij verstandelijk gehandicapten


Bezuinigingen dwingen tot creatieve oplossingen, weten ze sinds vorig jaar bij zorginstelling Philadelphia. Er moest 40 miljoen euro worden gevonden. Dus ook verstandelijk gehandicapten als Michael en Bianca moesten zelfredzamer worden.

Michael (21) praat graag over treinen, bijvoorbeeld nu hij boterhammen in kleine stukjes knipt, straks croutons voor de zelfgemaakte tomatensoep. Ook vertelt hij ongevraagd: ‘Mijn lievelingsgeldbriefje is dat van 50 euro.’

De autistische Michael is een van de keukenmedewerkers van het bedrijfsrestaurant van het hoofdkantoor van Reclassering Nederland in Rotterdam, gevestigd op de hoogste verdieping van een kantorentoren in Delfshaven. Onder leiding van de keukenhoofden Sue Smith en Masja Ottenheim bereidt het team van zeventien verstandelijk beperkten er elke werkdag een verse maaltijd, naar recepten van bijvoorbeeld Jamie Oliver. Deze maandag serveert de keuken onder andere een bietensalade en een quiche van spruiten en pastinaak.

Smith (52) en Ottenheim (41) zijn in dienst van de zorgorganisatie Philadelphia. Maar ‘hun’ keuken is zeker niet zo’n werkproject waar zielige gehandicapten worden gepamperd, beklemtonen ze.

Neem Michael, die bij zijn moeder woont. Hij reisde altijd met de zorgtaxi. Nog geen twee dagen werkte hij in deze keuken en hij leerde al hoe hij zelfstandig met het openbaar vervoer naar zijn werk kan komen. ‘Als mensen met een beperking meer zelf leren doen en de werkprojecten bedrijfsmatiger zijn, is dat niet alleen goedkoper’, zegt Smith. ‘Hun wereld wordt er groter van.’

Philadelphia noemt het Rotterdamse bedrijfsrestaurant als een voorbeeld van zijn nieuwe manier van werken. Want met hun nuchtere Rotterdamse horecamentaliteit brachten Smith en Ottenheim onbedoeld de wat vage beleidstermen in praktijk van de dit jaar ingevoerde Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet: uitgaan van de ‘eigen kracht’ van mensen, van wat ze wél kunnen. Ze bleken hun tijd vooruit te zijn, ook met hun voorliefde voor lekker, vers en gezond eten.

Het begon zes jaar geleden, toen Smith als managementassistent van Philadelphia dit bedrijfsrestaurant bezocht, met de opdracht er een projectleider voor te zoeken. Ze dacht: ‘Ik ga het zelf doen.’

Al gauw kwam ze erachter dat ze met haar horeca-ervaring dingen anders deed dan reguliere werknemers uit de zorg. Als haar werd gevraagd om ’terug te koppelen’, om verslagen te schrijven, zei ze dat ze daar geen tijd voor had omdat ze met z’n allen aan het werk waren.

Ze denkt meer als een ondernemer dan een zorgverlener, zegt Smith. ‘Wat wij hier doen, beschouw ik als echt werk, al hebben de leden van mijn team hun beperkingen.’

Dus als iemand niet komt opdagen, belt ze op: ‘Ik voel me niet zo lekker, hoor ik dan. Dan reageer ik: ik voel me ook weleens niet zo lekker.’ Soms sputteren hun ouders tegen door te zeggen dat het ‘maar’ om dagbesteding gaat. ‘Ik zeg: ze moeten gewoon komen.’

Toen een jobcoach met een nieuwe kandidaat kwam aanzetten die bang was van bloed en messen, is ze samen met de jongen een eigen mes voor hem gaan kopen. ‘Daarmee is hij gaan snijden en nu snijdt hij met alle messen.’

Dus als iemand niet komt opdagen, belt ze op: ‘Ik voel me niet zo lekker, hoor ik dan. Dan reageer ik: ik voel me ook weleens niet zo lekker

Sue Smith, keukencoach

Inmiddels heeft Smith haar zorgopleiding afgerond. Maar het blijft haar verbazen, zegt ze, die ‘praatcultus’ in de zorg. ‘Als iemand iets op zijn lever heeft, zeg ik: ‘Ga de tomaten snijden, dan praten we tijdens het werk over wat je dwars zit.’ Volgens mij werkt dat beter, wij hebben dan goede gesprekken.’

Collega Ottenheim heeft wel een achtergrond in de zorg. Maar zij is het roerend met Smith eens dat het wat minder wollig kan. Ze willen vooral dat hun medewerkers trots zijn op wat ze doen, van een mooi gerecht zetten ze een foto op Instagram. En ze stellen duidelijke regels. Zo mag er bijvoorbeeld geen eigen eten en drinken meegenomen worden naar de kantinekeuken. Aanvankelijk mochten ze dat niet verbieden, omdat dat ‘vrijheidsbeperkend’ zou zijn. Smith: ‘Daarvoor hadden we een paar adhd’ers die er per dag zo vijf Red Bulls doorheen joegen. Dat doet niemand goed, en hun zeker niet.’

Schrikken

Nu er dit jaar minder geld is voor begeleiding, de dagbesteding en het vervoer van gehandicapten, is dat schrikken voor ze, en ook voor hun ouders, ziet Smith. ‘Deze mensen zijn naar speciaal onderwijs gegaan, reizen met speciaal vervoer. Ook hun ouders zijn eraan gewend geraakt dat alles voor hen wordt geregeld.’

De bezuinigingen hebben de organisatie gestimuleerd nieuwe wegen in te slaan, zegt bestuursvoorzitter Greet Prins. ‘We waren al bezig met een nieuwe manier van denken. In plaats van dat begeleiders in een woongroep zeggen: ‘Hier, een lekker kopje koffie’, vragen: ‘Doe jij de koffie even?’ In zorgjargon noemen we dit: ‘Zorgen met de handen op de rug’, ‘niet zorgen voor, maar zorgen dát’.’

Ook was Philadelphia al bezig met technische vernieuwingen. Prins: ‘Bezuinigen dwingen je tot creatief werken en het doorzetten van innovaties. Door de hervormingen van de zorg is dat allemaal wat sneller gegaan.’

Nu durft Prins te zeggen: de cliënt is er vaak beter van geworden.

Als voorbeeld van zo’n verbetering door een bezuiniging noemt Prins het belsysteem Digicontact. Mensen met een verstandelijke beperking die zelfstandig wonen kunnen nu met hun tablet 24 uur per dag zeven dagen per week inbellen als zij een vraag hebben. Voorheen kwam er regelmatig een begeleider naar hen toe. Die gesprekken duurden veel langer en waren niet altijd nodig. ‘Mensen krijgen met Digicontact meteen advies. Onze cliënten zijn er erg blij mee. Ook mensen die liever niemand binnenlaten, bellen nu in.’

Bij het inbellen op Digicontact doemt op het beeldscherm het vriendelijke gezicht van Sara op. ‘Mensen hebben vragen voor ons over praktische problemen, bijvoorbeeld wat ze moeten doen als ze een lekkage hebben’, vertelt ze. ‘Voor mensen met een verstandelijke beperking kan een simpel huishoudelijk probleem een enorme belasting zijn.’

Cliënten die daarna toch iemand in levenden lijve willen spreken, kunnen terecht in een van de lokale ‘ontmoetingsruimten’. Daarvan is Philadelphia er negentig begonnen in het hele land. Het was immers een van de ideeën van de decentralisatie, de overheveling van de zorgtaken van het Rijk naar de gemeenten, dat zorg dichter bij moest worden verleend. En dat zulke koffieruimten niet alleen toegankelijk zijn voor gehandicapten.

Het ideaal

Het is de zoveelste verandering die de organisatie meemaakt. Ouders van verstandelijk gehandicapte kinderen richtten Philadelphia in de jaren zestig op om kleinschalige zorg te organiseren. Vanuit Nunspeet en Zutphen groeide de organisatie met een christelijke achtergrond snel. Rond 2007 ging het helemaal mis. Megalomane bestuurders brachten het bedrijf op de rand van de afgrond met de aanschaf van onder meer een kasteel, een klooster en een hotel op Schiermonnikoog. Door mismanagement werd 18 miljoen euro verlies geleden.

‘Daarna zijn we met een nieuwe raad van bestuur teruggegaan naar onze basis. Weg met de kastelen, wij zijn geen woonboeren, wij verlenen zorg’, zegt Gerrit Leene (60). Het afgelopen jaar heeft hij zijn collega’s in de organisatie warm proberen te maken voor de nieuwe, minder pamperende manier van werken.

Er is nu minder geld, van de cliënt wordt meer zelfredzaamheid verwacht en van mantelzorgers en vrijwilligers meer inzet. Niet de professional maar de ouders gaan nu met hun kind naar de dokter en vrijwilligers gaan met hem winkelen

Prins, bestuursvoorzitter Philadelphia

Philadelphia is een van de organisaties die sinds 2011 meedoen met een proef van het ministerie van Volksgezondheid voor ‘regelarme zorg’. ‘Dus: minder regeltjes en meer aandacht voor de cliënt, met het doel het beste uit hem te halen. Kijken naar wat hij wil en wat hij kan doen, bijvoorbeeld de boodschappen en koken’, zegt Leene, die projectleider is.

Deze ontwikkeling sloot aan bij de nieuwe koers van de zorg. Bestuursvoorzitter Prins: ‘Er is nu minder geld, van de cliënt wordt meer zelfredzaamheid verwacht en van mantelzorgers en vrijwilligers meer inzet. Niet de professional maar de ouders gaan nu met hun kind naar de dokter en vrijwilligers gaan met hem winkelen.’

Prins vindt dat er ‘mooie stappen zijn gezet’. ‘Misschien hebben we sommige cliënten voorheen onderschat.’

Maar de omvorming van de zorg heeft niet alleen goeds gebracht, zegt Prins. Het extra werk dat al die afzonderlijke gemeenten met hun eigen regeltjes, administratiesystemen en tarieven geeft, stapelt zich op voor een zorgorganisatie als Philadelphia. Het is daardoor uit gemeenten weggegaan waar de organisatie nog geen handvol cliënten had, of die te lage tarieven boden voor de zorg. Vorig jaar werkte Philadelphia nog in 220 gemeenten, dit jaar nog maar in 90. De organisatie nam afscheid van enkele honderden cliënten.

Ook verloren honderden werknemers hun baan omdat er 40 miljoen euro moest worden bezuinigd. Vooral bij de ondersteunende diensten, als de administratie en personeelszaken. De bezuinigingen op de woonvormen met de intensieve 24-uurszorg hebben hun maximum bereikt, vindt Prins. ‘Daar kan niet meer af.’

Haar grootste zorg betreft de bezuiniging op begeleiding met werk voor mensen met een licht verstandelijke beperking. ‘Die worden vaak overschat: ze kunnen goed praten, maar beseffen niet altijd wat ze zeggen en wat de consequenties zijn. Ze hebben vaak gedragsproblemen en zijn gevoelig voor verslaving. Door de nieuwe Participatiewet verliezen ze hun Wajong-uitkering en belanden in de bakken van de gemeentelijke sociale diensten.’

Prins krijgt al signalen dat veel cliënten thuis komen te zitten, nu de sociale werkplaatsen niemand meer toelaten en ook de toegang tot de dagbesteding wordt beperkt.

Toetjes

Smith en Ottenheim delen die zorgen. In hun Rotterdamse bedrijfsrestaurant zien ze hun mensen groeien, maar er zit ook een grens aan. Slechts een enkele keer kan iemand zich zo ontwikkelen dat hij bij een ‘gewone’ werkgever aan de slag kan.

In de veilige omgeving van hun kantine gaan veel dingen juist vanzelf. Nick (22) heeft zichzelf opgeworpen als de ‘koffieboy’. Maar vandaag maakt hij ook de toetjes. Smith praat de klus met hem door. ‘Als je ergens aan begint, moet je eerst een plan maken. Kijken wat er allemaal is. De slagroom moet in laagjes, en dan is er nog fruit. Hoe zou je dat kunnen doen denk je?’

Nick kijkt moeilijk. ‘Ik ben niet zo’n toetjesmens.’

Op de woongroep gaan de bewoners samen met hun begeleider boodschappen doen. Hier waren geen lijstjes of tabellen: ga maar doen, kijk maar hoe het gaat. En als iets dan lukt, zijn ze supertrots. Hier zie ik: als je mensen niet de kans geeft zelf dingen te doen, maak je ze juist kleiner

Werkneemster Monique Neger (30) van Philadelphia

Sinds vier maanden is hij het huis uit en woont hij ‘begeleid’. Hij heeft leren schoonmaken, de boodschappen doen en de kattenbak verschonen. Maar bij sommige dingen, als zijn financiën, heeft hij hulp nodig. Nick: ‘Ik vind het jammer dat ik niet alles kan, maar ik heb het geaccepteerd. Ik maak er het beste van.’

Als rond het middaguur het restaurant opengaat voor de medewerkers van de Reclassering, maakt Bianca tosti’s, met een grote glimlach op haar gezicht. Nick staat nu achter de kassa. En Michael neemt de bestellingen op.

Werkneemster Monique Neger (30) van Philadelphia helpt deze maandag mee. Toen ze voor het eerst in deze keuken kwam, wist ze niet wat ze zag, vertelt ze. In de gehandicaptenzorg is men gewend om vanuit methodieken en kaders te denken, zegt ze. ‘Op de woongroep gaan de bewoners samen met hun begeleider boodschappen doen. Hier waren geen lijstjes of tabellen: ga maar doen, kijk maar hoe het gaat. En als iets dan lukt, zijn ze supertrots. Hier zie ik: als je mensen niet de kans geeft zelf dingen te doen, maak je ze juist kleiner.’

Philadelphia is een van de grootste zorgorganisaties voor verstandelijk gehandicapten in Nederland. De organisatie begeleidt ongeveer drieduizend personen met een verstandelijke beperking die bij hun ouders of zelfstandig wonen. Bij Philadelphia wonen daarnaast vijfduizend verstandelijk beperkten in wooninstellingen, waar begeleiders voor hun zorgen.

Tot vorig jaar kreeg Philadelphia geld van het Rijk, via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Per 2015 is de zorg voor de zelfstandig wonende verstandelijk gehandicapten, als dagbesteding en begeleiding, overgegaan naar de gemeenten, die daarvoor flink minder geld krijgen. De bedoeling is dat mensen met een beperking ‘zelfredzamer’ zijn en dat vrijwilligers en mantelzorgers meer doen.

De wooninstellingen betaalt het Rijk, via de nieuwe wet Langdurige Zorg. Het streven is dat minder mensen in instellingen gaan wonen; alleen degenen die intensieve zorg nodig hebben, krijgen nog een plek.

Door: Charlotte Huisman 2 januari 2016

Bron: www.volkskrant.nl